De kern van de doorsnede
Een centrisch geplaatste kracht veroorzaakt een gelijkmatig verdeelde spanning (figuur 1).
Als de kracht een kleine excentriciteit krijgt, komt er buigspanning bij, die een variërende spanning veroorzaakt. (figuur 2).
Als de excentriciteit groter word, komt de situatie dat aan de linkerkant de spanning nul wordt. (figuur 3). Dan is de buigtrekspanning gelijk aan de drukspanning door de normaalkracht.
Bij nog grotere excentriciteit treedt aan de linkerkant trekspanning op. (figuur 4)
In de situatie van figuur 3 is de buigtrekspanning gelijk aan de spanning . Als het moment M gelijk is aan dan geldt voor de excentriciteit e dat . Bij een rechthoekige doorsnede met hoogte h en breedte b geldt: en en daaruit volgt dat .
De conclusie hieruit is dat als de excentriciteit van een drukkracht op een rechthoekige doorsnede niet groter wordt dan er overal in de doorsnede drukspanningen heersen. Dit geldt ook voor excentriciteit in de breedte van de doorsnede. Zo ontstaat een ruitvormig gebied in de doorsnede met afmetingen 1/3 h en 1/3 b (zie figuur 5), waarbinnen de drukkracht moet blijven om geen trekspanningen te veroorzaken.