Media Studies: Hand Drawing

From BK Wiki
Revision as of 02:43, 28 February 2010 by Mjvgrootveld (Talk | contribs)

(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Jump to: navigation, search

Kubusperspectief in het ontwerp

Wie in staat is om uit het hoofd een perspectivisch correcte kubus vanuit verschillende standpunten te tekenen heeft een basis voor een volume van elke gewenste maatverhouding.

Drie basiskubussen bij een vluchtpunts-afstand van ongeveer 5x beeldformaat voor elk afzonderlijk.

Enkele basiskubussen

Opzet van drie basiskubussen uit het hoofd met kennis van de perspectivische gegevens.
Correclie van de perspectivische evenwijdigheid. Blijft een knikker stilliggen op hel bovenvlak?

Uitgaande van een vluchtpuntsafstand van minimaal 5x beeldbreedte zijn drie herkenbare basistypen eenvoudig te construeren. Ze kunnen zonder veel constructies uit het hoofd kunnen worden getekend, als de horizonhoogte gekozen is, zodat één vluchtpunt op het oog kan worden gelocaliseerd. Omdat de verticalen evenwijdig worden getekend maakt de horizon deel uit van het beeld, en bepaalt dus een relatief groot beeldformaat de afstand tussen de vluchtpunten.

  • Bij een overhoekse kubus liggen de voorste en achterste verticaal in elkaars verlengde. De vluchtpunten links en rechts liggen even ver weg (elk op minimaal 2x beeldformaat afstand) en de afbeelding is symmetrisch qua hoekverdraaiingen en verkortingen. Uit het hoofd tekenend kan worden gestart met het diagonale vlak. Verhoudingen]: 1,5 bijna (diagonaal = v'2=ruim 1,4); toe te passen hoeken volgen uit de (globale) locatie van één vluchtpunt op minimaal 2 beeldbreedte's afstand.
  • In driekwart-positie zien we het voor- en achter-vlak bijna frontaal. Ze zijn dus bijna vierkant. Doordat één vluchtpunt dichtbij ligt, is het betreffende zijvlak verkort tot vrijwel een derde van zijn feitelijke lengte. De verkorte ribben convergeren sterk naar een vluchtpunt op ruim 1 beeldformaat afstand. Het andere vluchtpunt ligt ver weg, zodat de andere horizontalen bijna evenwijdig kunnen worden getekend.
  • Recht van voren, frontaal gezien, zijn het voorste en achterste vierkant onvervormd. Er is een sterke convergentie naar één centraal vluchtpunt zodat de overige vlakken extreem zijn verkort. Door het vluchtpunt van een diagonaal in het grondvlak ruim 2 beeldformaten verderop uit te zetten op de horizon, kan de diepte worden bepaald. Bij deze vluchtpunts-afstand blijkt het achterste vierkant minimaal 3/4x het formaat van het voorste vierkant te hebben.

Beoordeel en verbeter achteraf de verhoudingen. Controleer of alle v lakken perspectivisch vierkant kunnen zijn. Bedenk waar de horizon en de vluchtpunten zouden liggen. Bedenk ook of een knikker op het bovenvlak stil zou blijven liggen.

Perspectivische deling via een diogonaal.
Diagonale vermenigvuldiging van kubussen.
Perspectiefische vermenigvuldiging.jpg

Perspectief uit plattegrond en aanzichten

Links is te zien hoe we met behulp van kubussen op basis aanzichten en een plattegronds en perspectiefschets kunnen maken van een object. Na keuze van een geschikt standpunt wordt op basis van strategisch gekozen maatvierkanten in plattegrond en gevels een daarop afgestemd maatsysteem van kubussen opgezet. Plattegrond en opstanden worden in hoofdlijnen daarin geconstrueerd, waarna de details in de juiste verhouding kunnen worden uitgewerkt.

Maatverdelingen in een kubus

Verticalen kunnen in het gehanteerde perspectieftype in gelijke maten worden verdeeld. Als een perspectivisch verkorte ribbe in gelijke delen moet worden verdeeld is het voorste deel groter dan het achterste deel. Via een diagonaal vinden we de juiste maatverhouding. Met wat ervaring kan het later ook op het oog.

Vermenigvuldiging van kubussen

Voor het tekenen van gebouwen is vaak een basis van meer kubussen nodig. Daarvoor wordt de verdeel-methode omgekeerd toegepast. De perspectivische maat van een tweede kubus wordt gevonden via de kortste diagonale lijn door het midden van een ribbe. We vermenigvuldigen bij voorkeur achterwaarts om eventuele fouten niet te vergroten.
Een overhoekse kubus kan snel worden vermenigvuldigd via horizontale lijnen door de hoekpunten in het grondvlak. Controle is altijd mogelijk door het vluchtpunt van alle (perpectivisch evenwijdige!) diagonalen op te zoeken die in het horizontale grond- en bovenvlak naar achteren lopen.

Kubusrasters

Tenzij, zoals hier, wordt gestart met een kubus met een extra grote vluchtpuntsafstand is de vermenigvuldigingsmogelijkheid van een in perspectief getekende kubus natuurlijk beperkt: bij het veranderde totale beeldformaat hoort een andere vluchtpuntsafstand. Vermenigvuldiging van eventuele fouten in de eerste kubus kan bovendien bij een groot kubusraster tot ernstige misvorming leiden.

Vogelvlucht en ooghoogte

Het herleiden van een ooghoogte-perspectief uit een vogelvlucht-tekening, na bepaling van het ooghoogtevlak
De ooghoogte is afhankelijk van de schaal van het gebouw.

Een vogelvluchtperspectief kan eenvoudig worden getransformeerd naar de ooghoogte van een laag standpunt.

Teken in de vogelvluchttekening het vlak van de nieuwe ooghoogte. De hoogte daarvan wordt bijvoorbeeld bij een deur gevonden. De belijning van dit vlak wordt in de nieuwe tekening de horizon. Neem alle verticalen over (of trek ze door) in de nieuwe tekening. De verticale afmetingen blijven gelijk. Ze veranderen alleen van positie t.o.v. de horizon. Meet nu de afstanden van alle zichtbare knooppunten tot het ooghoogte-vlak en noteer ze, boven en onder de horizon, in de nieuwe tekening. Door deze punten opnieuw onderling te verbinden ontstaat het ooghoogteperspectief.

Controleer of de perspectivisch evenwijdige lijnen boven en onder de nieuwe horizon weer één vluchtpunt hebben. Meestal zijn correcties achteraf nodig omdat er bij het overnemen van maten fouten worden gemaakt.

Schaal en perspectief

De leesbare verhouding tot de menselijke maat kan worden aangegeven door een mensfiguurtje in de tekening te plaatsen. Ook deuren geven een indruk van de schaal.
In een vogelvluchttekening heeft het formaat van een gebouw in principe geen invloed op het perspectief. De normale voorwaarden zijn voor elke tekening gelijk: het object past binnen de vaste beeldhoek (vluchtpuntsafstand ± 5x beeldbreedte). Het verschil in distantie tussen grote en kleine gebouwen wordt pas duidelijk als we de schaal kunnen waarnemen.

De schaal van een tekening is iets heel anders dan de hier bedoelde schaal van een gebouw. Aanzichten, plattegronden en doorsneden kunnen ziin getekend op biivoorbeeld schaal 1:100.

Centraal perspectief

Centraalperspectief.jpg

Een centraal perspectief is in veel gevallen een toegankelijke, direct ruimtelijke ontwerptekening. Ze kan met summiere gegevens vaak direct op ooghoogte worden geschetst, omdat het centrale vluchtpunt binnen de tekening ligt In het ruimtelijk beeld kan het ontwerp verder worden ontwikkeld.

Perspectief achter een doorsnede

De tekening wordt opgezet op basis van onderlingstrokende vierkanten in een (denkbeeldige) doorsnede en een plattegrond. Omdat de afmetingen van de basiskubus bekend zijn, kan de horizon op een realistische ooghoogte in het voorvlak kan worden vastgelegd. Als het centrale vluchtpunt is gekozen kan de kubus met de juiste diepte worden getekend. Nu kunnen vanuit de doorsnede de benodigde perspectief-lijnen worden getrokken.

Alle dieptematen en eventueel nieuw benodigde hoogtematen kunnen aan de kubus worden ontleend. Als het met de dieptebepaling in deze kubus te ingewikkeld wordt, tekenen we in hetzelfde perspectiefbeeld een "vogelvlucht- plattegrond" onder de kubus. Deze is beter zichtbaar, want minder verkort dan de bodem van de kubus. Vanuit deze "vogelvlucht-plattegrond" brengen we de gegevens over naar de perspectief-tekening.

In een stedelijke omgeving is de procedure gelijk, maar beschrijft de kubus de buitenruimte. Vaak wordt gewerkt met meer kubussen achter elkaar. Vermenigvuldiging kan via diagonalen in het grondvlak.
Eventuele scheve lijnen in de plattegrond worden doorgetrokken naar de ribben van het vierkantsraster, zodat ze verhoudingsgewijs in de perspectief-plattegrond kunnen worden geprojecteerd. De scheve lijnen in de plattegrond leiden naar een eigen vluchtpunt op de horizon, dat geldig is voor alle evenwijdige grond- en daklijnen in die richting.

Gevelperspectief

Van een gevelaanzicht kan rechtstreeks een centraalperspectivische afbeelding worden gemaakt met behulp van een daarin aangebracht vluchtpunt op ooghoogte. Vanuit het betreffende gevelvlak wordt zowel naar voren als naar achteren in de diepte gewerkt, met aandacht voor de extreme verkortingen (!). Zonodig kunnen ook hier dieptegegevens worden ontleend aan een vogelvlucht-plattegrond onder het aanzicht.

Ontwerpschetsen Op ooghoogte

Ooghoogte.jpg

In de praktijk van het ontwerpen zijn er vragen die het beste kunnen worden beantwoord met een perspectiefschetsje op ooghoogte. Op basis van een of enkele globale afmetingen kan daartoe een kubus worden geschetst, waarin de horizon direct op een reële ooghoogte ligt van bijvoorbeeld 1.70 m.

Hoe ervaar je de massa van een kantoorblok met een lengte van zo'n 100 m en een hoogte van 20 m, als je ernaast staat?
Dat kan worden onderzocht door de ruimte naast het gebouw te tekenen in vijf kubussen van 20 m. Bij de opzet van de eerste kubus wordt de ooghoogte een twaalfde van 20 m gekozen. Vermenigvuldiging naar achteren kan op de eerder beschreven manier in het goed zichtbare bovenv lak. Door er figuranten bij te tekenen met hun Hogen op horizon-hoogte wordt de schaal van het gebouw zichtbaar.

Voor een ruimtelijk beeld van de trap in een woongebouw van twee verdiepingen weten we dat de hoogte twee woonlagen, ofwel 5,5 à 6 m zal zijn. Een frontale kubus van die afmeting kan worden getekend door in het eerste vierkant meteen de horizon op ongeveer een derde van de hoogte te kiezen. De diepte van 5,5 à 6 m wordt snel bepaald met een diagonaal (in het goed zichtbare bovenvlak) naar een vluchtpunt op twee beeldformaten afstand. Het schetsje kan in deze kubus direct worden gemaakt.

Ook in een overhoekse is een snelle opzet met een laag standpunt mogelijk.
Bij het ontwerpen van de vorm en proportionering van een gevel in een smalle straat kan het ooghoogte-beeld vanaf de straat maatgevend zijn. Voor een bouwhoogte van 14 m wordt een overhoekse kubus opgezet vanuit het diagonale vlak (pag. 28). Een reële ooghoogte ligt op ongeveer een achtste van 14 m. Eén vluchtpunt op zo'n 2x beeldbreedte afstand is genoeg om de symmetrische kubus te tekenen waarin het ontwerp gestalte kan krijgen.

Ronde vormen en kromme vlakken

De "platte" ellips als perspecti vische cirkel
De richting van de lange as van de ellips in een verticaal vlak, loodrecht op de denkbeeldige cilinder-as.

Het tekenen van cirkels en ellipsen vraagt enige oefening. We beschrijven de figuur eerst enkele malen vlak boven het papier en laten al doende de tekenstift voorzichtig op het papier zakken. In de doorgaande armbeweging worden eventuele onvolkomenheden meteen verbeterd.

Cirkels in horizontale vlakken

Als we een vierkant met ingeschreven cirkel perspectivisch horizontaal leggen, zien we hoe de cirkel daarin als een ellips getekend kan worden.
De lange as van de platte ellipsfiguur valt natuurlijk niet samen met de perspectivische middellijn van de cirkel. De ellips raakt het omgeschreven vierkant in de perspectivische middens van de zijden. Deze raak-punten vallen dus niet samen met de uiteinden van de lange as van de ellips.

Het snijpunt van de diagonalen van het vierkant is het perspectivische middelpunt van de cirkel.
Het omgeschreven vierkant kan in elke gewenste richting worden gedraaid zonder dat de horizontale ellips (de perspectivische cirkel) van vorm en stand verandert.

Cirkels in verticale vlakken

In de horizontale vlakken van een getekende kubus ligt de lange as van de ingeschreven ellips altijd horizontaal, ongeacht de richting van het vierkant.
Een cirkel in een verticaal vlak, zoals een torenklok of een autowiel, zien we meestal als een schuinstaande ellips. Deze moet, net zoals de horizontale, altijd loodrecht worden getekend op de denkbeeldige omwentelingsas van de door de cirkel bepaalde cilindervorm. De ellips staat alleen verticaal als deze as toevallig samenvalt met de horizon. De restvormen in de hoeken van elk perspectivisch vierkant moeten gelijke oppervlakken voorstellen (controlemiddel).

Cilinders, kegels

Bij het tekenen van cilinders en kegels is het tekenen van de omwentelingsas een veilig begin, voor de symmetrie en voor het uitzetten van maten.
Zoals eerder bleek, staan de ellipsen vervolgens altijd meetkundig loodrecht op deze omwentelingsas. Dat geldt voor zowel staand als liggend getekende cilinders en kegels. Om een cirkel perspectivisch vast te leggen kan het soms nuttig zijn om eerst een vierkant in de juiste positie te tekenen.
Als de kromme oppervlakken van cilinders en kegels van toon moeten worden voorzien wordt die verlopend aangebracht. De schaduw-kern zit aan de tegenovergestelde kant als die van het gekozen licht.

Ellips-posities volgend uit perspectivische hulpvierkanten en blokvormen bij het tekenen van ronde objecten.


De platheid van een horizontale cirkel hangt in de perspectivische ruimte natuurlijk af van zijn verticale afstand tot de getekende horizon. Ook zijn er vaste relaties tussen de al dan niet schuine stand en de bolling van een getekende ellips en het standpunt van waarneming.

Hulpconstructies voor bochten in buizen
Ruimtelijke hulpconstructies voor kromme en dubbelkromme vlakken. De vormbegrenzende raaklijnen zijn met pijltjes aangegeven.
Veelhoeken.jpg

Buizen en bochten

Met behulp van de perspectivisch getekende kubussen en blokvormen kunnen de ellips en de verkorting van buisachtige vormen in alle standen worden benaderd. De voet of de top van van een ronde kolom wordt bijvoorbeeld vaak te bol getekend. Ook die moet passen in een perspectivisch vierkant dat in het betreffende horizontale vlak ligt.
Vooral voor het tekenen van aansluitingen en bochten is het goed om eerst zelf in blokvormen construerend de wetmatigheden grondig te leren kennen, al vorens ze toe te passen. De uiteindelijke belijning bestaat uit raaklijnen aan in het blok geconstrueerde doorsneden. Deze raaklijnen kruisen elkaar in sommige gevallen.

Kromme vlakken

Enkelvoudig en meervoudig gekromde vlakken worden eerst als rechthoekige constructies dun opgezet (zie de linkerpagina). Via een aantal doorsneden krijgen we inzicht in de uiteindelijke ruimtelijke belijning, meestal rakend aan deze doorsneden.
Een willekeurige doorsnede door een getekend krom vlak kan worden gevonden door te beginnen in het grondvlak van het omhullende rechthoekige blok.
In het algemeen wordt bij dit soort constructies de duidelijkheid vergroot door overgangen van recht naar rond altijd te laten zien en niet zuinig te zijn met hulpconstructies. Het verhoogt de leesbaarheid en de exactheid van een tekening.

Toon

Om de ruimtelijkheid verder leesbaar te maken krijgen ronde vormen een verlopende toon, die donkerder wordt naarmate het vlak meer van de gekozen lichtrichting is afgewend.
De toon op dubbelgekromde vlakken kan in gedachten volgens het zelfde principe worden benaderd door twee enkelvoudige lichtingen in het toonverloop te combineren.

Regelmatige veelhoeken

Met behulp van perspectivische cirkels (ellipsen dus) kunnen op eenvoudige wijze regelmatige drie-, vijf-, zesen achthoeken in perspectief worden geschetst.
Hieronder zijn daarvoor de benaderingsformules verzameld. De raaklijn wordt gebruikt om de haakse richting in het perspectiefvlak te vinden.

Beplanting, textuur en reductie

Een boom laat zich op vele manieren tekenen. We zoeken een beeld dat enerzijds goed past en anderzijds voldoende contrasteert bij de concrete rechtlijnige gebouwen in onze tekeningen. Voor het tekenen van bomen uit het hoofd is het noodzakelijk om eerst naar waarneming te komen tot een karakterisering van de essenties.

De waarneming geschematiseerd

Bij de waarneming blijkt dat we onmogelijk een volledige, gedetailleerde boom kunnen tekenen. Een schematisering is nodig. De volgende onderdelen kunnen afzonderlijk worden geoefend.

De Omtrek-vorm (stam/kruin-verhouding, grootste breedte) kan plat worden gemeten. De veranderlijke en open vorm wordt met een stippellijn aangegeven om een gesloten volume te vermijden.
De stam en hoofdtakken worden (voorzover zichtbaar) in korte lijntjes getekend met controle over richtingen en vertakkingshoeken. Als de karakteristieke groeiwijze kan worden weergegeven is het niet nodig om alle takken te tekenen. Let op de afnemende houtdikte bij elke splitsing. Door overlappend en dik en dun te tekenen wordt diepte gesuggereerd.
De verdere vertakking (bij een kale boom) bestaat uit naar buiten toe lichtere en dichtere lijntjes in een voor elke soort karakteristiek patroon. De buitenste takjes staan vaak als "geopende handjes" naar het licht. Het gebladerte verhult in het beeld van de zomerboom het grootste deel van de takken. Omdat we op afstand tekenen zien we geen afzonderlijke bladeren, maar een, per soort karakteristieke, textuur met lichte en beschaduwde gebieden. Het vraagt oefening om de open omtrek en de verlopende schaduwtoon met een natuurlijke onregelmatigheid in één en dezelfde textuur te realiseren. De ruimtelijkheid wordt versterkt als eenvoudige, herkenbare schaduwvormen worden nagestreefd (basisvormen!). Zonodig kan met een neutrale arcering een boom als geheel een eigen kleur worden gegeven.

Stappentekening van een eik als schema naar waarneming.